Mijn club cv tot nu,
In april negentienhonderdzesentachtig kwam ik voor het eerst op de hockey, en dat is al weer éénentwintig jaar geleden. Volgens de ledenlijst zoals ik die nu ken moesten er toen nog vierhonderdvijftien van de vijfhonderdvijfenveertig leden geboren worden.
Mijn dochter Nathalie wilde op hockey en dus moest pa ook mee. Gymnastiek en zwemmen had ze toen al wel gezien en het moest een teamsport worden. Oké, hockey dus. Pa ook mee natuurlijk. Nu, dat heb ik geweten. Het eerste jaar in de D-tjes moest ze natuurlijk alles nog leren. Haar coach Marian Werners, zette haar linksbuiten, een plek waar je weinig kwaad kan als beginneling, maar dat beviel haar zo goed dat ze praktisch haar hele hockey loopbaan op die plaats heeft gestaan.
Aan het eind van dat eerste seizoen, alles werd met zeer ruime cijfers verloren, vroeg Marian me om samen te gaan coachen, en dat wilde ik maar al te graag. Ik ging dus coachen en Marian deed het huiswerk. Zij regelde de rijouders en verzorgde de rou-tebeschrijvingen, en ik deed het coachen.
De training werd toen gegeven door Evelien de Keijzer en Marion van de Berg die in die jaren voor Dames I uitkwamen. Al snel begon ik ook een training te verzorgen ondanks het feit dat ik de ballen verstand had van hockey, maar met mijn voetbal achtergrond wist ik wel het één en ander van tactiek, en zo begonnen we te verliezen met kleinere verschillen en soms haalden we zelfs punten.
Noodgedwongen ging ik ook een spelregelcursus volgen en haalde mijn clubkaart. Noodgedwongen, omdat de meisjes elke keer als er gefloten werd mij vroegen waarom dat nu weer was? En aangezien ze wat ouder werden werd het steeds moeilijker ze te belazeren, dus? De spelregelcursus.
Alles was zo leuk dat mijn vrouw en ik ook op zondag bij de senioren gingen kijken om wat meer verstand van het spelletje te krijgen. Ook daar zijn we nooit meer vanaf gekomen. Hockey werkt verslavend, je begint eraan en daar komt nooit een eind aan.
In de beginjaren werd de kantine nog gedeeld met de tennisvereniging, en daar waren dan ieder jaar twee mindere maanden. Als de tennis de kantine beheerde stonden de kinderen vaak lange tijd te wachten voor ze aan de bar geholpen werden, en als de hockey de kantine deed stonden er altijd wel een paar dronken tennissers te zeuren.
Nee, het werd pas echt leuk toen we een eigen kantine bouwden. En ook daar was ik bij. Het was een schitterende zomer toen het clubhuis gebouwd werd onder leiding van Piet van Ruiven. De zaak werd zo goed als casco opgeleverd en de leden zelf bouwden de zaak af. Toine en zijn vriend Onno waarvan ik de achternamen niet meer weet, hebben daar zo’n beetje drie maanden alle weekenden geslapen, en ook nogal wat snipperdagen gingen er in zitten.
Mijn taak was het terras. Als oud stratenmaker kon ik dat niet op me laten zitten. Auke Prinsen, de toenmalige voorzitter gaf leiding aan de bielzenploeg, die dienden als kantop-sluiting en ik legde de tegels neer, uiteraard geholpen door een paar opperlui. Er werd serieus gewerkt, een biertje kon, maar pas na afloop van een dagtaak.
Teveel mensen hebben regelmatig meegeholpen en ik weet niet meer precies wie er alle-maal bij zijn geweest. Wat ik nog wel weet is dat we ontzettend gelachen hebben. Je ging met plezier aan de slag, en toen alles ook nog eens volgens planning gereed kwam waren we apentrots. Waren we trots op ons bezit? Een aantal jaren er na werd alles nog eens uit de kast getrokken om de zaak uit te breiden.
De tennis werd geprivatiseerd. De hockey kon niet langer gebruik maken van de kleedruimtes op hun terrein, en wij zouden nieuwe gaan bouwen aan de bestaande accommodatie. Piet van Ruiven natuurlijk weer de grote ontwerper die maar gelijk van het ontwerp zijn puntje maakte, en Abelien van de Rest, de toenmalige voorzitter, als de grote regelaar.
Alle teams moesten op komen draven, en de vraag was niet of je iets wilde doen, maar wat! En weer kreeg ik alle tegels in mijn handen. En weer werd er met veel plezier keihard gewerkt. Ik kan me niet voorstellen dat er één lid was die niets deed, Abelien zorgde daar wel voor. Ook werd er een klein financieel wonder verricht door Frans Stuijts, die zeer op de penning zat, maar ook mogelijkheden aanboordde waarvan niemand ooit maar had durven dromen.
In de loop der jaren heb ik vaak de noodkreten moeten lezen van voorzitters die vrijwilligers zochten, of mensen voor een bestuursfunctie, of voor in commissies, en altijd dacht ik dan aan de momenten zoals boven beschreven, dat ze bijna in de rij stonden om de mouwen op te stropen, en de zaken te klaren. Die mensen hebben de club gemaakt tot wat ze nu is, zoals de mensen van nu ervoor zorgen dat er ook een toekomst zal zijn. Want dát er een toekomst is? Duizend procent zeker.
Ik ben er zeer trots op dat ik voor al het hockey genot dat ik heb mogen beleven zo af en toe wat terug heb mogen doen.
Ton
