2e Brief aan de directeur,
5 mei 1999

Beste Cees,

Een briefje. Je wilt zo graag een briefje. Dé manier van communiceren. Mijn eerste brief vond je kennelijk de moeite van het lezen waard. Indruk maakte die brief op jou. Tòch? Zoveel indruk dat we volgens jou samen eens moesten kletsen. Als je dat écht wilt dan doe je dat.

‘t Zal er wel nooit van komen, Cees. Jij hebt er geen tijd voor, en ik heb er eigenlijk geen zin meer in. Als je echt zo’n gesprek wilt, dan krijg je dat gesprek Cees! Maar het is laat Cees. Het is volgens mij heel erg laat. Zo laat dat we misschien nog wel wat flauwe kul kunnen bespreken, maar te laat om nog iets zinnig uit te wisselen, Cees. Waarom toch Cees? Heb je dan werkelijk geen tijd? Of was mijn vorige brief niet meer waard dan een losse opmerking. Zoiets als: we moeten eens samen praten.

Ik sprak mijn hoop uit dat jij de nieuwe organisatie degelijk op poten zou gaan zetten. Vanaf nu is het immers jouw ploeg. Vanaf nu ben jij verantwoordelijk voor de m/v-tjes in “onze” sector R.O.B.. Sorry Cees. Mijn hoop. Niets waard. Volgens mij heb je nauwelijks de moeite genomen om de mensen te leren kennen. Dat vroeg ik jou. Ken je mensen en zorg dat je weet wat ze kunnen. Maar nee, Cees, waar ik bang voor was heb je laten gebeuren. Je hebt toch alleen maar je naaste medewerkers aan het woord gelaten. Mannetjes, die de afgelopen jaren niet of nauwelijks gefunctioneerd hebben. Leidinggevenden. Cees, het mocht wat.

Het eerste functieboek kwam uit. Veel later als gepland uiteraard. Maakt niet uit, zijn we gewent. Cees, jongen, konden we toch onze eigen functie niet terug vinden! In onze naïviteit vroegen we onze “leidinggevende” -degene die daar volgens ons het meest voor in aanmerking kwam – om het een en ander toe te lichten. Dat was dus Cees van der Niet. “Graag” zij hij. “Alleen, ik weet niet precies waar jullie functie gedacht is”, onze chef, Cees. Hij stelde voor Hans van Lith uit te nodigen. Die wist beter hoe het plaatje eruit zag.

Dat was dè openbaring Cees. Uitleg krijgen van het duo Cees van der Niet en Hans van Lith. Voor intimi Cees van der Niet en Hans van Lith. Dom, dom, dom. Jòh, wat waren wij dom. Zo logisch. ’t Staat er alleen anders, zeiden ze. Maar, daar is jullie nieuwe plek. Hans wist het. Beter dan Cees wist hij wat we deden en waar we moesten komen. Boos werd ik. Ongelooflijk boos. In de steek gelaten. Vooral door jou, Cees! Dat gevoel had ik. Ongelooflijk in de steek gelaten.

Hans schrok er van. “Ben ik niet van je gewend”, zei hij. “Maar, ik geloof dat het functie-boek niet helemaal klopt. Rustig maar. Alles komt goed. We passen gewoon het functieboek aan”. Zo simpel Cees. Wordt boos, en het functieboek wordt aangepast.

Dit gebeurt op alle afdelingen, Cees. Overal worden mensen boos. Mensen die hun best hebben gedaan. Mensen die teren op oude glorie –maar allang niet meer mee kunnen-. Mensen die qua opleiding vinden dat ze niets hoeven te bewijzen. Allemaal mensen. Jouw mensen. Cees, en allemaal zijn ze boos. Jouw mensen, Cees. Hoe nu verder? Jij mag het zeggen. Kun je dat? In mijn vorige brief aan jou vroeg ik daarom. ’t Zou wel goed komen hoopte ik. Je mensen leren kennen. Alle mensen. ‘t Was nodig. Broodnodig. En nu? Een godswonder is er nodig. Om jouw mensen te motiveren, te functioneren op de plaats die ze zelf niet konden terugvinden in het functieboek deel 1 t/m dinges? Sterkte, Cees.

T©n van Dongen

Dit bericht is geplaatst op 5 mei 1999 om 19:44 in de categorie Algemeen.
Je kunt reacties op dit bericht volgen via de RSS 2.0 feed.
Je kunt naar het eind van dit bericht gaan en een reactie schrijven.
Pingen is momenteel niet toegestaan.

Schrijf een reactie